“Ieder kind heeft het recht om opgevoed te worden”

Bovenstaande zin is een vrije vertaling van Artikel 18 uit het Verdrag inzake de Rechten van het Kind[1].

Wanneer de opvoeder met een biologische relatie, de ouder, nalaat of niet (adequaat) in staat blijkt om te voorzien in dit opvoedingsrecht, lijkt de bemoeienis van een andere – of professionele – opvoeder(s) op zijn plek. Al een aantal jaren zien we echter dat steeds meer en vaak beter wordt samengewerkt mèt de ouders, in plaats van voorbij deze laatsten. Je zou in dat geval ook kunnen zeggen dat er wordt bij-opgevoed via de primaire opvoeders. Daarmee snijdt het mes aan twee zijden. Hoewel de daadwerkelijke uitwerking of duurzame gedragsverandering op voorhand niet te garanderen is.

Toch loont het zich overwegend vaak om te investeren in opvoedings-‘versterking’ bij de opvoeders welke naar verwachting de meeste tijd (zullen) spenderen in het leven de kinderen. Voorgaande zin is op meerdere manieren te interpreteren. Bijvoorbeeld, 1) zet extra krachten in, vergelijkbaar met hoe politie versterking oproept of 2) als we de optelsom maken van daadwerkelijke tijd met het kind, komen leerkrachten steevast hoger uit dan ouder(s)/verzorger(s). De slaapuren (van het kind) eraf gerekend. Echter doel ik op geen van bovenstaande. Er wordt verwezen naar het versterken van het eigen opvoeden door de ouder/verzorger. In vakjargon verwoord als ‘Empowerment’. En vrij vertaald als bekrachtiging van het opvoedend weten en handelen. Regelmatig geassocieerd met ‘eigen kracht’, ofwel iemand in zijn eigen kracht zetten. Daarmee is het een actief activerende inzet.

We onderscheiden hierbij twee bijdetijdse fenomenen. Ten eerste het aanspreken van het eigen oplossingsgerichte vermogen en – verantwoordelijkheid. Hoewel die verantwoordelijkheid dikwijls terecht wordt gedeeld of verdeeld (over meerdere personen). De zelfverantwoordelijke zelfbepaling, zoals Langeveld[2] die voorstond, wordt daardoor in een ander licht geplaatst. De tweede tendens is de gerichtheid op de krachten/talenten c.q. mogelijkheden van opvoeders, in plaats van de onmogelijkheden. Dit komt voort uit het gedachtegoed van de positieve psychologie[3].

In deze uiteenzetting vertrokken we vanuit het opvoedingsrecht van iedere jeugdige. Om vervolgens via opvoedingsondersteuning twee actuele fenomenen te ‘herkennen’ waar opvoeders zich tot kunnen verhouden. Het recht om als opvoeder(s) je te beroepen op steun, zodat je samen voorziet in het opvoedingsrecht van het kind. Idealistisch of slechts een kwestie van kiezen?

 

[1] Unicef, 2019

[2] Langeveld, 1979

[3] Bv. Boniwell & Ryan, 2016

FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Martijn van Dijk

Docent/coach Pedagogiek - sportfanaat - Fenomenologisch onderzoek