Mobiele telefonie heeft een belangrijke plek in ons dagelijks leven gekregen. Cijfers van het rapport Trends in Digitale media van 2017 laten zien dat 86% procent van de Nederlanders die toegang hebben tot internet in het bezit zijn van een smartphone. Mensen gebruiken hun toestellen vooral om te internetten, maar ook om foto’s te maken en te bekijken. Echter volgens de gebruikersstatistieken zijn de belangrijkste functies van de smartphone toch de communicatie, zoals bellen, e-mailen , chatten via WhatsApp en het gebruiken van sociale media. Tegelijkertijd liggen sociale media onder vuur, regent het schandalen bij Uber en wordt een referendum tegen de ‘aftapwet’ officieel (www.nu.nl). Het is duidelijk dat mobiele communicatie een unieke nieuwe eigenschap toevoegt aan het sociale landschap, maar volgens Campbell en Park (2008) creëert het nog geen nieuw sociaal landschap.

Het belangrijkste uitganspunt van deze uitspraak is dat mobiele media nieuwe vormen brengen in de communicatie, maar ook nog steeds aansluiten bij de natuurlijke sociale processen die mensen hebben ontwikkeld in hun evolutie. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat mensen “sociale wezens” zijn en een fundamentele behoefte hebben bij een groep te horen. Volgens Baumeister en Leary (1995) moet het sociale contact van mensen tegemoet komen aan twee criteria om te voldoen aan deze behoefte. Deze criteria zijn frequente interactie, waarmee mensen korte contacten hebben met anderen, denk aan leuke gesprekken met collega’s of medestudenten, maar ook interactie die regelmatig contact bieden binnen een duurzame en stabiele relatie zoals familierelaties. Gelijktijdig, zoals het onderzoek van Green (2002) liet zien, is mobiele communicatie gebaseerd op de principes zoals frequentie en duur van contacten: hoe beter de relaties hoe langer en vaker deze contacten zijn. Ook soorten relaties zoals collega’s of familie spelen hier een rol. Deze principes lijken niet veel anders te zijn dan basisprincipes van menselijke contacten.

Onze frequente interacties zijn wel ingewikkelder geworden door de mobiele media. Aan de ene kant hebben geografische afstanden hun betekenis verloren. Mobiele media hebben ons de kans gegeven om nauwe contacten te hebben met mensen over de hele wereld. Het horen bij een bepaalde sociale klasse, gender of religieuze groep, niet langer de basis van onze sociale relaties. Aan de andere kant hebben we vaak geen of bijna geen contact met mensen, waarmee we fysiek wel dichtbij wonen. We kiezen zelf met wie we in contact blijven en met wie niet. Maar deze vrijheid brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee om deze contacten te moeten onderhouden (Giddens, 1991), waardoor iets ontstaat als “ongoing” communicatie, waarin de grenzen tussen afwezigheid en aanwezigheid vervagen, maar de samenhorigheid van de gedeelde boodschap niet verloren gaat (Licoppe, 2004).

In deze permanente communicatiestroom komt een fenomeen naar voren, dat “phatic communications” wordt genoemd. Communicatie die als doel heeft niet de inhoudelijke informatie over te brengen, maar het gevoel van aandacht te geven (Malinowski, 1946). Dit fenomeen is niet nieuw, maar heeft wel een belangrijke functie gekregen in de contacten via mobiele media (Miller, 2008). Met als resultaat dat in contact blijven belangrijker wordt dan contact hebben.

Een goed voorbeeld hiervan is “gifting”, een “oud” ritueel dat mobiele media nadrukkelijk ondersteunt. Taylor en Harper (2003) hebben aangetoond dat nieuwe technologie, zoals tekstberichten via mobiele telefoons, de wijze van totstandkoming van relaties tussen jongeren niet heeft veranderd, maar een nieuwe manier heeft aangeboden om rituelen zoals “gifting” uit te voeren. In hun onderzoek lieten ze zien dat tekstberichten de basis ingrediënten leveren voor het uiten van aandacht, die in de juiste context wordt aangeboden als een symbolisch gebaar van vriendschap en trouw. De mogelijkheden van het messaging-systeem worden gebruikt om het bericht meer intieme en emotionele waarde te geven (smileys, afkortingen, afbeeldingen, etc.), en door de beperking van de lengte van een bericht, wordt het gebruik van afkortingen en symbolen bemoedigd. Hierdoor wordt de boodschap in zekere zin voor de ontvanger gecodeerd en maakt het intiemer.

De vooruitgang in de technologie komt niet alleen vanuit de technologie zelf, maar (in toenemende mate) vanuit onze perspectieven op de technologie (Wyatt , 2009). Deze conclusie vindt ook zijn uiting in het eerdergenoemde onderzoek van Green (2002) waarin gedemonstreerd werd dat we technologie proberen aan te passen aan onze behoeftes. Met name, het gebruik van de mobiele toestellen in “dead time” (bijv. wachttijd bij de dokter, zitten in de trein, etc.) toont aan dat niet de mensen zich aanpassen aan de technologie, maar de technologie ons helpt deze “nutteloze” tijd van wachten makkelijker door te brengen.

We kunnen concluderen dat het succes van mobiele en andere persoonlijke communicatietechnologieën kan worden gezien als een antwoord op de uitdaging van het ontwikkelen en onderhouden van relaties in de moderne samenleving en niet als aanleiding voor de drastische veranderingen in ons sociale gedrag.

Wat betekent het voor het onderwijs?

Succes van de mobiele sociale media bij jongeren laat docenten en onderwijsontwerpers nadenken over het inzetten van mobiele telefoons in het onderwijs. Bijvoorbeeld, als didactische vorm zoals peer feedback en/of communicatie middel. Er moet rekening worden gehouden dat een student het fijn kan vinden om in de trein onderweg naar huis even zijn school e-mails te controleren, maar niet altijd bereid is om een telefoontje van een collega-student of docent te beantwoorden terwijl hij/zij thuis geniet van zijn/haar vrije tijd. Met andere woorden, studenten versterken hun relaties met vrienden/familie door met hen via tekstberichten continue in contact te blijven, maar je moet ze wel goed sturen en stimuleren om deze media ook in het onderwijs te willen gebruiken.

Wat werkt:

  1. Het ontstaan van aanhoudende contacten tussen studenten gebeurt nog steeds in de fysieke wereld, daarom dient de onderwijsinstelling inhoudelijke contacten in een fysieke omgeving te stimuleren.
  2. Duidelijke afspraken maken over tijden wanneer gecommuniceerd wordt en via welke kanalen.
  3. Zorg ervoor dat online discussies niet nog eens worden overgedaan tijdens de les (discussie tijdens de les moet complementair zijn aan de online discussie).
  4. Wees duidelijk over criteria, bijvoorbeeld, van online peer feedback.
  5. Besteed voldoende aandacht aan de online peer feedback in contactonderwijs.
  6. Train studenten in het beoordelen van elkaars werk en houd hierbij ook rekening met het creëren van een veilig klimaat waarin studenten elkaar kritisch, maar positief en met respect evalueren.

 

Referenties:

GfK Nederland (2017). Trends in Digitale media.

Baumeister, R.F., & Leary, M.R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, 497-529.

Campbell, S.W., Park, Y.J. (2008). Social Implications of Mobile Telephony: The Rise of Personal Communication Society. Sociology Compass, 2, 371-387.

Giddens, A. (1991). Modernity and self-identity: Self and society in the late modern age. Stanford, Calif: Stanford University Press.

Green, N. (2002). On the Move: Technology, Mobility, and the Mediation of Social Time and Space. The Information Society. Environment and Planning D: Society and Space , 18(4), 281-292.

Licoppe, C. (2004). Connected’ Presence: The Emergence of a New Repertoire for Managing Social Relationships. Changing Communication Technoscape, 22/1, 135-156

Malinowski, B. (1946). The Problem of Meaning in Primitive Languages. In: Ogden, C. K. & I. A. Richards, The Meaning of Meaning: A Study of the Influence of Language upon Thought and of the Science of Symbolism. Eighth edition. New York: Harcourt, Brace & World, Inc., 296-336

Miller, V. (2008). New media, networking and phatic culture. Convergence: The International Journal of Research into New Media Technologies, 14 , pp. 387-400.

Taylor, A., Harper, R. (2003). The Gift of the Gab?: A Design Oriented Sociology of Young People’s Use of Mobiles. Computer Supported Cooperative Work,12, 267–296.

Wyatt, S. (2009). Science and technology: socialising what for whom?. Journal of Science Communication, 8 (3).

 

FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Masha Boosten

Ik ben afgestudeerd aan de Universiteit van Tilburg, masteropleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen met de focus op cognitieve processen en kunstmatige intelligentie. De machine learning technieken en datavisualisatie vielen onder mijn onderzoeksonderwerpen. Echter tekst analyses (Natural Language Technologies) horen tot mijn favoriete onderwerp en mijn meest bekende kennisgebied. Binnen Fontys ben ik momenteel nauw betrokken bij het ontwikkelen van visie en kaders voor Open Access als adviseur binnen team Onderwijsinnovatie van dienst O&O. Maar ik sta ook voor de klas bij Fontys Communicatie.