Als verdieping op mijn vorige artikel gaf de Amerkaanse President wel een sprekend voorbeeld van fragmentarische informatie, illusies en informatie bubbels – hoe is dat nou mogelijk? Of het nu gaat om wetenschappelijke publicaties, boeken, films, muziek of digitale content: het aanbod groeit explosief en lijkt de grenzen van ons voorstellingsvermogen te overschrijden. Tegelijkertijd realiseren we ons steeds meer dat onze kennis beperkt is. Geen mens kan alles weten, en zelfs experts moeten zich specialiseren in een klein onderdeel van de wetenschap of de maatschappij om diepgaand inzicht te verwerven. In dit artikel onderzoeken we hoe menselijke onwetendheid tot stand komt, waarom deze onvermijdelijk is en welke strategieën we kunnen inzetten om hier beter mee om te gaan. We bekijken achtereenvolgens hoe kennis fragmentarisch is, hoe snel informatie veroudert, waarom we in complexe systemen vaak pas achteraf weten of beslissingen juist waren, hoe intelligentie meer lagen kent dan enkel rekenkracht en hoe onze hersenen door interpretatie en reductionisme belangrijke informatie samenvatten en soms vervormen.

Kennis is fragmentarisch

What is a BLIND SPOT? and Where EXACLTY is it? || Toronto Drivers - YouTubeDat kennis nooit volledig kan zijn, is een fundamenteel gegeven. Er zijn simpelweg niet genoeg uren in een mensenleven om alles te lezen, te luisteren en te bekijken wat op de wereld beschikbaar is. Bovendien worden er elke dag nieuwe ontdekkingen gedaan en nieuwe creatieve werken geproduceerd. De onvermijdelijkheid van onwetendheid wordt onderstreept door het feit dat zelfs de meest gelezen of best geïnformeerde mensen slechts in een klein domein van expertise kunnen excelleren (Simonton, 1988). Deze beperkte reikwijdte van kennis heeft gevolgen voor ons begrip van de wereld.

Een belangrijk inzicht komt van de Amerikaanse socioloog Herbert Simon (1971), die stelde dat een mens beperkte ‘aandachtsbandbreedte’ heeft. We moeten keuzes maken in waar we onze cognitieve middelen op richten. Dit betekent dat we nooit álle kennis tot ons kunnen nemen, maar daarin voortdurend moeten selecteren. Gevolg is dat iedereen, van leek tot specialist, onvermijdelijk blinde vlekken heeft in zijn of haar kennis. Het besef dat onze kennis altijd fragmentarisch is, kan leiden tot intellectuele bescheidenheid: de realisatie dat wij niet alles weten, maar ook anderen niet.

Tegelijkertijd opent dit de deur naar samenwerking. Door samen te werken met anderen die in andere domeinen gespecialiseerd zijn, kunnen we ons begrip van complexe kwesties vergroten. Een arts, een econoom en een ingenieur kunnen samen meer inzicht verwerven dan een van hen alleen, juist omdat ieder een ander stukje van de kennispuzzel inbrengt. Zo kunnen we gezamenlijk een bredere en meer geïntegreerde visie ontwikkelen.

Kennis is continu in ontwikkeling

Naast het feit dat kennis niet volledig kan zijn, is kennis ook nog eens continu in beweging. De halfwaardetijd van kennis, een term die uit de kernfysica is geleend en toegepast op wetenschap en technologie, duidt aan dat een bepaald deel van onze huidige kennis na verloop van tijd wordt herzien of zelfs verworpen (Arbesman, 2012). Waar vroeger het tempo van ontdekking en publicatie nog relatief overzichtelijk was, worden vandaag de dag razendsnel nieuwe methoden, inzichten en onderzoeksresultaten gepubliceerd.

Wetenschappelijke vakgebieden evolueren sneller dan ooit tevoren. Denk aan de medische wetenschappen, waar informatie over ziekten, behandelingen en protocollen geregeld wordt geüpdatet op basis van nieuwe klinische studies. Dit heeft grote gevolgen voor professionals die voortdurend op de hoogte moeten blijven: de kennis die ze tijdens hun opleiding vergaarden, kan na een aantal jaren al deels achterhaald zijn.

Bovendien stimuleert de toegankelijkheid van informatie—met name via het internet—ook een verspreiding van mogelijk foutieve of onvolledige gegevens. Het feit dat kennis in ontwikkeling is, betekent immers niet dat elke nieuwe hypothese of ‘feit’ per definitie correct is. Integendeel, vooruitgang in de wetenschap is vaak een proces van vallen en opstaan. Het vermogen om bestaande kennis ter discussie te stellen en te toetsen aan nieuwe data is een fundamenteel aspect van de wetenschappelijke methode (Popper, 1959).

Dit alles onderstreept het belang van kritisch denken en het vermogen om je voortdurend aan te passen. Wie wil voorkomen dat zijn of haar kennis veroudert, moet bereid zijn om doorlopend te leren, te reflecteren op eigen aannames en deze waar nodig te herzien.

Complexe systemen en scenario-denken

Complexity cartoon - Business IllustratorVeel van de wereldproblemen en -uitdagingen waarmee we te maken hebben, spelen zich af binnen complexe systemen—of het nu gaat om economie, klimaat, geopolitiek of gezondheid. In zulke systemen kunnen we pas achteraf zien of de beslissingen die we hebben genomen, echt adequaat waren. Denk bijvoorbeeld aan economisch beleid of maatregelen rondom een pandemie: vaak blijkt pas jaren later wat de langetermijneffecten waren.

Omdat de uitkomst van ingrepen in een complex systeem niet met zekerheid te voorspellen is, maken we gebruik van scenario’s. Deze scenario’s laten verschillende mogelijke toekomsten zien op basis van de aannames die we doen (Schoemaker, 1995). Toch is zelfs de meest zorgvuldig opgestelde scenarioplanning geen garantie op succes; er kunnen altijd onverwachte factoren of zogeheten ‘zwarte zwanen’ opduiken (Taleb, 2007).

Deze onzekerheid maakt bescheidenheid en wendbaarheid in besluitvorming essentieel. In plaats van uit te gaan van lineaire causaliteit (“als we A doen, volgt B”), is het beter te denken in termen van netwerken en feedbackloops. Dat betekent ook dat we in ons handelen en beleid ruimte moeten laten voor herziening en bijstelling. Een treffend voorbeeld is de mitigatie- en adaptatiebenadering rondom klimaatverandering, waarin voortdurend nieuwe data en inzichten worden meegenomen om het beleid bij te sturen. Pas door te accepteren dat we in de kern niet alles kúnnen weten over zulke complexe vraagstukken, ontstaat er ruimte voor meer adaptief beleid.

Gelaagdheid van intelligentie

Multiple Intelligences | Howard Gardner - Management PocketbooksIntelligentie is vaak gedefinieerd als het vermogen tot logisch redeneren, probleemoplossing en abstract denken. Toch is in de afgelopen decennia duidelijk geworden dat ‘intelligentie’ meer omvat dan enkel rekenkracht of een hoge IQ-score. Daniel Goleman (1995) benadrukte met zijn concept van emotionele intelligentie (EQ) het belang van zelfbewustzijn, empathie en sociale vaardigheden. Howard Gardner (1983) stelde daarnaast het idee van ‘meervoudige intelligenties’ voor, waarin naast talige en logisch-mathematische vermogens ook muzikaal-ritmische, lichamelijk-kinesthetische en interpersoonlijke capaciteiten worden erkend.

Deze bredere visie op intelligentie laat zien dat kennis niet alleen in ons hoofd zit in de vorm van feiten en regels, maar ook vervlochten is met hoe we ons verhouden tot anderen en de wereld. Zo kan iemand met een diepgaande kennis van natuurkunde (hoge IQ-component) toch slecht zijn in het motiveren van een team (lagere EQ-component).

Dat betekent ook dat ‘weten hoe iets moet’ niet automatisch leidt tot ‘het juiste doen’. Om kennis effectief toe te passen, is meer nodig dan alleen maar feiten paraat hebben. Het vergt vaardigheden als kritisch denken, creativiteit, communicatie en collaboratie. Deze vaardigheden hangen samen met onze emotionele en sociale vermogens, maar ook met onze bereidheid om te leren van anderen en onze eigen onwetendheid te erkennen.

Valkuilen van ons brein

Cognitive Biases - Sensemaking Resources, Education, and CommunityOns brein is een briljant orgaan, maar heeft duidelijke grenzen. Om de informatiestroom behapbaar te houden, filteren we continu binnenkomende prikkels. We vatten samen, laten weg en vullen zelfs aan daar waar we vinden dat informatie ontbreekt (Broadbent, 1958). Deze mechanismen helpen ons overleven—zonder filtering zouden we al snel een informatie-overload ervaren—maar kunnen ook leiden tot tunnelvisie en misinterpretatie.

Daarnaast leidt reductionisme ertoe dat we complexe verschijnselen graag willen terugbrengen tot eenvoudige, overzichtelijke principes. Hoewel dit soms effectief kan zijn (bijvoorbeeld in natuurwetenschappelijk laboratoriumonderzoek), kan het ook vertekend werken wanneer we te maken hebben met systemen die te groot of te complex zijn om in één theorie te vangen. Een voorbeeld is het leerproces op scholen: wanneer we dit reduceren tot enkel toetscijfers of een vast curriculum, verliezen we de rijkdom aan individuele verschillen en context uit het oog (Robinson, 2010).

Deze neiging tot simplificatie vergroot het risico op fouten of een onvolledig begrip van de werkelijkheid. Het menselijk brein is geneigd om patronen te zien, ook waar ze er niet zijn. Tegelijkertijd negeren we soms informatie die onze bestaande overtuigingen tegenspreekt, een fenomeen dat bekendstaat als ‘confirmation bias’ (Nickerson, 1998),  en om volledig te zijn, is er een website met een groeiende lijst “cognitive biases”  . Om hier tegenwicht aan te bieden, is het van belang om onszelf te trainen in metacognitie: het vermogen om na te denken over ons eigen denken. Hierbij helpt het om niet alleen kritisch te zijn op externe bronnen, maar ook op de interne mechanismen die onze interpretatie sturen.

Onvermijdelijke Onwetend

Onze onwetendheid is een onvermijdelijk gegeven: kennis is fragmentarisch, altijd in beweging en zelfs de beste voorspellingen over complexe systemen zijn onzeker. Daarnaast beperkt onze eigen cognitieve anatomie de hoeveelheid informatie die we effectief kunnen verwerken en hangt de toepasbaarheid van kennis niet alleen af van rekenkracht, maar ook van emotionele en sociale intelligentie.

Tegelijkertijd hoeven we ons niet neer te leggen bij totale onwetendheid. De wetenschap biedt ons methoden om kritisch te reflecteren, aannames te testen en nieuwe kennis op te bouwen. Samenwerking en specialisatie maken het mogelijk om elkaars tekortkomingen aan te vullen. Het besef dat kennis continu in ontwikkeling is, kan ons juist helpen om flexibel om te gaan met nieuwe inzichten en scenario’s.

Ten slotte vraagt omgaan met onwetendheid om een houding van intellectuele bescheidenheid en nieuwsgierigheid. Door te erkennen dat we nooit alles zullen weten, staan we juist open voor het leren van anderen en het herzien van onze eigen ideeën. Zo ontstaat er ruimte voor een dynamische balans tussen zekerheid en besef van onvolledigheid—een balans die ons in staat stelt de complexiteit van de wereld beter te bevatten en er effectiever in te handelen.

Gebruikte Bronnen (een selectie)

  • Arbesman, S. (2012). The Half-Life of Facts: Why Everything We Know Has an Expiration Date. Current.
  • Broadbent, D. E. (1958). Perception and Communication. Pergamon Press.
  • Gardner, H. (1983). Frames of Mind: The Theory of Multiple Intelligences. Basic Books.
  • Goleman, D. (1995). Emotional Intelligence. Bantam Books.
  • Nickerson, R. S. (1998). Confirmation Bias: A Ubiquitous Phenomenon in Many Guises. Review of General Psychology, 2(2), 175–220.
  • Popper, K. (1959). The Logic of Scientific Discovery. Routledge.
  • Robinson, K. (2010). Changing Education Paradigms (RSA Animate-lezing).
  • Schoemaker, P. J. H. (1995). Scenario Planning: A Tool for Strategic Thinking. Sloan Management Review, 36(2), 25–40.
  • Simon, H. A. (1971). Designing Organizations for an Information-Rich World. Computers, Communications, and the Public Interest.
  • Simonton, D. K. (1988). Scientific Genius: A Psychology of Science. Cambridge University Press.
  • Taleb, N. N. (2007). The Black Swan: The Impact of the Highly Improbable. Random House.
Dit artikel is geschreven met ondersteuning van ChatGPT.
FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Dries van den Enden

Sr. Docent Fontys - iFontys/Innoversity lid - Oprichter van de minor Data Driven Business Lab - Praktisch onderzoeker naar Hybride onderwijs (waar student, docent en werkveld van en met elkaar leren).