Stel je eens voor: door één slimme maatregel geven we onze studenten meer kansen op de arbeidsmarkt. Ze komen sneller aan het werk, krijgen een beter betaalde baan waar ze ook nog eens tevredener over zijn. Eén maatregel die daarnaast leidt tot meer zelfvertrouwen, betere sociale vaardigheden en een aangewakkerde nieuwsgierigheid. Hoe mooi zou dat zijn? Eén maatregel die jonge mensen – op alle onderwijsniveaus – creatiever maakt in het vinden van oplossingen voor complexe problemen, een vaardigheid die in tijden van verdere robotisering de sleutel is naar een leven lang plezierig en zinvol werken.

Het goede nieuws (op het slechte kom ik later terug) is: deze effecten liggen binnen handbereik. De maatregel is simpel: zorg dat studenten voor langere tijd in het buitenland verblijven. Internationaal onderzoek bewijst de positieve gevolgen van internationale mobiliteit van studenten. Naomi Ellemers, psycholoog en universiteitshoogleraar, wees in een boeiend artikel in het Financieele Dagblad (15 augustus) op het positieve verband tussen internationale ervaring en creativiteit op het werk. Ook laat de Europese Commissie op gezette tijden het Erasmus+ programma evalueren. In de evaluaties kunnen we de overtuigende positieve effecten teruglezen. En er is meer, veel meer.

De sleutel zit in de persoonlijke groei die studenten doormaken tijdens zo’n verblijf in het buitenland. Wie langer elders werkt of studeert, kan zich niet verstoppen. In een ander land moet je initiatief nemen, communiceren in een andere taal, je aanpassen aan andere gewoontes. Je komt dagelijks in aanraking met mensen die andere dingen doen en dingen anders doen. Dat is niet altijd gemakkelijk en niet altijd leuk. Maar juist het overwinnen van je eigen ongemak en het overgaan van je eigen grenzen leidt tot groei.

Helaas zijn Nederlandse studenten niet erg internationaal mobiel. Ook die van Fontys niet. Redenen genoeg – geld, persoonlijke omstandigheden, verschil in ambities, angst voor studievertraging: het telt allemaal mee. Nederlandse studenten zijn ook tevreden over ons hoger onderwijs en vinden dan al snel dat het elders niet beter is. Dat is waarschijnlijk terecht, maar we laten wel wat liggen. Het is nadelig voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de sterk internationaliserende regio’s in Brabant en Limburg waar Fontys is gevestigd. Maar laat ik bij de individuele studenten blijven. We laten kansen liggen voor hun ontwikkeling. Het is aan ons om studenten te stimuleren.

We kunnen dat in het hoger onderwijs echter niet alleen. Het helpt als leerlingen en studenten al in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het mbo hun eerste internationale ervaringen opdoen. Het helpt als we niet langer krampachtig doen over buitenlandse studenten in het Nederlandse hoger onderwijs, maar kiezen voor de nuance in het gesprek daarover. De international classroom is een micro-samenleving waarin Nederlandse studenten veel kunnen leren. Het is in hun belang om niet zoveel mogelijk maar wel om de best mogelijke internationale studenten te ontmoeten. We hebben ook onze buitenlandse partnerinstellingen nodig, om inhoudelijk te kunnen samenwerken, maar ook om kwaliteit te kunnen borgen bij uitwisseling van studenten.

Juist over de ondersteuning hierbij maak ik me zorgen. Die wordt voor een groot deel geborgd door internationaliseringsorganisatie Nuffic. En hier komt het minder goede nieuws aan bod: het lijkt er op dat minister Van Engelshoven van OCW van plan is de internationalisering van verschillende onderwijsniveaus te ontkoppelen, terwijl dit juist ten behoeve van de samenhang vrij recent bij Nuffic op één plaats was belegd. Dit besluit zou zacht gezegd niet bevorderlijk zijn voor de ‘internationale bagage’ waarmee studenten het hoger beroepsonderwijs in komen. Andere zorgwekkende signalen: het opheffen van buitenlandse kantoren van Nuffic in een aantal belangrijke landen wordt overwogen, omdat ‘we wel genoeg buitenlandse studenten hebben’. Alsof deze kantoren geen rol spelen bij het zorgen voor de kwaliteit van buitenlandse studenten en het geven van inzicht in welke onderwijsinstellingen goede partners voor Nederlandse instellingen kunnen zijn. Kortom: als de voortekenen ons niet bedriegen, neemt de minister besluiten die de ene slimme maatregel voor de ontwikkeling van onze studenten tegenwerken. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Vorige week (vrijdag 30 augustus) publiceerde het FD al een korte versie van dit stuk van Joep Houterman: https://fd.nl/opinie/1315019/leerlingen-kunnen-juist-veel-leren-van-het-internationale-klaslokaal.

 

FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Joep Houterman

Joep Houterman (1962) is sinds 1 maart 2020 voorzitter van het College van Bestuur. Hij is sinds 1 augustus 2018 lid van het CvB. Binnen het CvB is Joep verantwoordelijk voor de strategie, cultuur & organisatie. Ook internationalisering, audit, veiligheid en governance vallen onder zijn verantwoordelijkheid. Daarnaast heeft Joep de instituten in de domeinen Educatie en Mens & Maatschappij onder zijn hoede. Hij vertegenwoordigt Fontys in de regio's Eindhoven en Den Bosch en op landelijk niveau. Joep is een ervaren onderwijsbestuurder. Voordat hij bij Fontys begon, was hij vice-voorzitter van het College van Bestuur van 'groene kennisinstelling' Aeres. Daarvóór was hij onder meer directeur bij Nuffic en manager/directeur bij Stoas Groep. In 1987 rondde Joep zijn studie zoötechniek (tropische veehouderij) af aan Wageningen Universiteit.