Het moment dat je in de ballenbak ligt. Daadwerkelijk liggen; horizontaal. Je hebt je gemanoeuvreerd tussen de ballen om daar te komen. Je voelt een bedrukking. Alsof er een grote, zware deken over je heen ligt. Toch voel je dat het nóg anders kan. Nóg meer opgenomen in de ballenbak. Langzaamaan wiebel je je hele lijf om bal voor bal dieper te raken. Eerst zakken je benen naar een diepere laag. Dan maak je jouw armen tot lange peddels, door je vingers te strekken. Zo gaat het dieper raken met je lijf je beter af. Totdat je met je achterhoofd kan graven. Diep genoeg om ook ‘kopje onder’ te gaan. Het heeft iets weg van het kopje ondergaan in het zwembadwater. Vandaaruit loer je nog een laatste keer om je heen in de ballenbak, om andere mensen te kunnen positioneren. Papa en mama zitten nog daar in de verte. Je oudere broer en zusje zijn nog steeds ergens anders. Je hoeft je geen zorgen te maken dat ze jou komen klieren. Of erger nog; jou nadoen en hetzelfde ontdekken. Nee, dit is jouw moment waarop je even op afstand komt van wat zich afspeelt in die andere wereld. Als het ware stap je even in een vergeten wereld; die van de beschutting en onzichtbaarheid. Hé, waarom voelt het dan nog steeds niet helemaal zo?

Natuurlijk; het gezicht is nog onbedekt. Met je ingegraven rechterhand stoot je voorzichtig wat ballen over je gezicht. Beheerst en met de precisie van een oogarts breng je de arm terug op de daarvoor-bestemde plek. Het voelt alsof je één bent met de massa. Het oppervlakte onder je voelt egaal, en mogelijk is het wel (kilo)meters diep. De laag boven je laat her en der te wensen over, maar je voelt je bedekt. De geluiden ‘daar’ zijn meer gedempt. Met halfdicht geknepen ogen, door de ballen op je voorhoofd en wangen, kijk je naar het plafond. Het felle groen van het foame plafond is slechts een luchthemel. Het enige wat nu telt is het in stand houden van de laag die beschermend over je heen ligt.

Plots hoor je een schelle kinderstem. Niet snel daarna voel je de ballen bewegen, als een golf op zee. Verstijfd poog je jouw ‘verblijf’ zo intact mogelijk te houden. Tevergeefs; je linkerzijde zakt iets weg. Waardoor rechts de ballen omhoog komen. Twee ballen vallen opzij van je af. Het topje van jouw elleboog en oranje rechtermouw zijn plots ‘bovenwater’. Ben je ontdekt?! Ogenschijnlijk niet. Het zekere voor het onzekere nemende, maak je een steekbeweging met je lijf om rechts dieper te raken. Alles of niets! Dit is jouw geheime plek echter funest. Het kind komt naar je toe geklauterd, steeds struikelend over de wegschietende ballen. Je bent gezien, ontdekt, ‘erbij’. Schuldig als een dubbelspion kijk je in de ogen van het andere kind, welke op enige afstand op jou neerkijkt. Jullie wisselen geen woord, maar de blikken spreken boekdelen. Uit de veilige zone – knus als een baarmoeder- getrokken, voel je je verraden. Het andere kind lijkt zich van geen kwaad bewust.
Echter bij het zien van jouw mimiek, schokt hij gauw de andere kant op.

Opeens zie en herken je weer jouw ledematen. De ruimte om je heen reikt ineens tot aan andere speeltoestellen en in de verte. De geluiden van spelende kinderen, muziek en een huilende baby komen volop bij je binnen. Het plezier van het ontdekken en verheugen op die eerdere ervaring, is plots verdwenen. Ietwat verloren kijk je om je heen. Er zit niets anders op dan naar papa en mama. En hopen dat je volgende keer weer in de ballenbak beland.

 

Geïnspireerd door: Langeveld, M.J. (1953). De ‘verborgen plaats’ in het leven van het kind. In: Berg, J.H. van den & Linschoten, J. (red.). Persoon en Wereld. Utrecht: Bijleveld, 11-32.

FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Martijn van Dijk

Docent/coach Pedagogiek - sportfanaat - Fenomenologisch onderzoek