Met studenten van onze opleiding tot verpleegkundige bij FHMG, spreek ik vaak over persoonsgerichtheid in de zorg. Met als uitgangspunt het theoretisch kader van McCormack et al., is het een centrale waarde binnen de curricula van FHMG. Voordat studenten zich verdiepen in de theorie, vind ik het interessant om te horen wat studenten er zelf onder verstaan, en wat volgens hen bevorderende of belemmerende factoren zouden kunnen zijn. Als grootste vijand wordt bijna altijd ‘te weinig tijd’ genoemd. Ook door studenten die nog geen stap in de actuele praktijk hebben gezet, en zich waarschijnlijk het maatschappelijke beeld over de drukte in zorginstellingen eigen hebben gemaakt. Hoewel ik begrijp dat tijd, of gebrek daaraan, van invloed kan zijn op persoonsgerichtheid, vertel ik studenten graag een persoonlijke ervaring waarin de kwantiteit in ruime mate werd ingehaald door kwaliteit.

Ik was een jonge verpleegkundige, en was nog maar kort aan het werk in mijn eerste baan in het ziekenhuis. Het was geen gemakkelijke periode: in korte tijd had ik veel verlieservaringen te verwerken gekregen, onderging mijn vader een openhartoperatie en bleek mijn moeder ernstig ziek. Mijn leidinggevende had al eens geopperd of het niet beter was om me een tijdje ziek te melden, maar ik vond dat ik alles wel kon combineren en meende dat ik het –zo kort na indiensttreding- niet kon maken om al langere tijd afwezig te zijn. Dus telde ik mijn diensten tot aan mijn zomervakantie zorgvuldig af; in drie weken tijd moest ik toch zeker wel weer bijgetankt kunnen zijn. De tweede dag van mijn vakantie kreeg ik buikpijn. Ik had nooit buikpijn, en gooide het op de garnalen die ik de avond daarvoor had gegeten. De buikpijn bleef en werd erger. Zo nu en dan flitste door mijn hoofd dat het wel eens een blindedarmontsteking kon zijn, maar dat stemmetje snoerde ik direct de mond. De drie weken vóór me waren immers om bij te komen van alle ingrijpende gebeurtenissen. Toen ik ’s avonds niet meer rechtop kon lopen en koorts begon te krijgen, lag ik binnen het uur op de spoedeisende hulp, waar het op dat moment enorm druk was. Al in het eerste kwartier had ik vijf verschillende mensen aan mijn bed gehad. Bloed werd afgenomen, temperatuur en bloeddruk gemeten en met meerdere handen werd in mijn buik gepord, al dan niet aangekondigd. In elk zinnetje dat werd gezegd kwam het woord “even” voor, en slechts twee van de vijf medewerkers namen de moeite zich voor te stellen. De onvermijdelijke diagnose leek steeds duidelijker te worden, en die liet mijn emmer vol begrafenissen en angst over de prognose van mijn moeder, overlopen. De opkomende tranen probeerde ik weg te slikken, hoewel ik het idee had dat de medewerkers die aan- en afsjeesden, deze toch niet zouden opmerken.

Tot er een wat oudere vrouw binnenkwam. Zij stelde zich voor. Zij vroeg aan mij toestemming om me te onderzoeken. Ze legde twee handen zacht op mijn buik, sloot kort haar ogen en sprak rustig: “Nou dame, we zullen de bloeduitslagen nog even afwachten, maar ga er maar van uit dat je een blindedarmontsteking hebt.” Opnieuw waren er tranen. Die werden deze keer gezien. De vrouw pakte een krukje, ging zitten en constateerde: “Die tranen gaan volgens mij niet alleen over die appendix van jou.” Ik kon alleen maar aangeven dat er teveel nare dingen gebeurden in te korte tijd, maar dat ik zoveel pijn had dat ik niet kon of wilde uitleggen wat er precies speelde. De vrouw legde een hand op mijn schouder, keek me over haar halve brilletje vriendelijk aan en zei: “Dat vind ik erg vervelend voor je, en ik wens je heel veel sterkte met alles.” Vijf minuten. Misschien nog wel minder dan vijf minuten was deze arts bij mij geweest. En in die minuten was zij meer persoonsgericht te werk gegaan, dan alle medewerkers bij elkaar die af en aan liepen die avond. In de manier waarop zij zich voorstelde was het in feite al bepaald: presentie. Waarachtig aanwezig zijn bij, en met mij als patiënt. In minder dan vijf minuten.

Ik hoop studenten mee te geven dat presentie en persoonsgerichtheid niet altijd met tijd te maken hoeven hebben. Dat juist wanneer het druk is in een zorgsituatie, je als verpleegkundige een enorme betekenis kunt hebben voor een patiënt. Van de medewerkers op die overweldigende avond op de spoedeisende hulp, herinner ik me niet meer dan een waas van rennende witte jassen. De wat oudere arts kan ik me echter nog feilloos voor de geest halen. Terwijl zij maar vijf minuten in mijn leven was. Of misschien wel minder dan vijf minuten. Omdat zij werkelijk present was.

 

FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Els Coolen

Studentconsulent | docent bij FHMG, opleiding tot verpleegkundige