Tijdens mijn werk als docent en studentconsulent1 bij FHMG, raak ik regelmatig ontroerd door uitspraken van studenten. Lang had ik de neiging mij daarvoor te verontschuldigen. Tot ik een prachtige uitleg over ontroering tegenkwam, van Pierre Reverdy: “ontroerd zijn is ademhalen met het hart.” Ik geloof inmiddels dat ik me daarvoor nooit zou hoeven verontschuldigen. Wanneer ik ontroerd raak in het contact met studenten, zie ik bij hen de verwondering, en soms lijken ze zich er wat ongemakkelijk bij te voelen. Dat weerhoudt me er niet van om het te laten gebeuren. Zij mogen zien wat iets met mij doet, wanneer ik geraakt ben. Het zorgt voor mooie gesprekken, óók gekoppeld aan het beroep van verpleegkundige. Want mag je als zorgverlener je tranen laten zien? Is dat professioneel? En mag ik als docent en studentconsulent aan studenten mijn ontroering tonen? Ik hoop aan studenten mee te geven dat je je voor ontroering nooit zou hoeven verontschuldigen. Moest dat wel, dan zou ik vaak sorry moeten zeggen.

Zoals die keer dat ik een onzekere student spreek, die geneigd is successen toe te schrijven aan geluk, en mislukkingen aan haarzelf. De tentamenweek is voor haar slopend. Als ik haar vertel er vertrouwen in te hebben dat ze het gaat halen, zegt ze wanhopig: “Nee, dat moet u niet zeggen, want dan kan ik u alleen maar teleurstellen!” Op mijn vraag wat ik wel zou mogen zeggen, komt een onverwachte uitspraak: “U mag zeggen: “wat er ook gebeurt, ik zal altijd van je blijven houden.”” De ontwapenende blik waarmee ze mij aankijkt, ontroert me. Ik vertel dat ik ‘houden van’ erg groots vind, maar dat ik, wat er ook gebeurt, haar heel aardig zal blijven vinden. Daar doet ze het ook voor.

Of bij die student die afstudeert. Ik heb haar een jaar lang twee maal per week mogen lesgeven. In deze lessen probeer ik studenten te stimuleren huiswerk op een creatieve manier, of in een didactische werkvorm, na te bespreken met elkaar. Wanneer deze student voor het bord stond, zag ik haar opleven. Ze vond het spannend, maar bedacht de meest ingenieuze methoden, om met haar medestudenten in gesprek te gaan over leerstof. Ze vroeg vaak tips aan me, en ik vertelde haar dat ik in haar een toekomstige docent zag. Op de diploma-uitreiking komt ze me halen om me aan haar moeder voor te stellen. Als ze dat heeft gedaan, slaat ze een arm om me heen en zegt: “Mam, dit is nou die docent door wie ik juf wil worden.” Als ik volschiet, kijkt ze mij verwonderd aan en flapt er uit: “Ga je nou huilen?”

En ik zou me moeten verontschuldigen wanneer ik een student spreek tijdens mijn spreekuur als studentconsulent, die een heftig en intiem verhaal met mij deelt. Het gesprek voelt alsof we beiden op eenzelfde koord balanceren, en er niet veel hoeft te gebeuren om een van ons eraf te laten vallen. Een fragiel evenwicht tussen nabijheid en afstand. Als we het gesprek afronden, blijk ik de eerste persoon te zijn aan wie zij haar verhaal vertelt. Ik bedank de student voor haar vertrouwen en geef aan dat ik het dapper vind dat ze naar mij is toegekomen. “Oh, maar ik durfde eerst ook écht niet hoor. Maar toen zei een klasgenoot dat ze bij u was geweest, en zij vond u zo aardig, dat ik ook een afspraak durfde te maken.” Als we elkaar aankijken, zien we bij elkaar de ontroering; even is er een nabijheid die geen woorden nodig heeft.

En ook bij de eerste bijeenkomst met een nieuwe groep, waar ik de kennismaking via de hand gebruik: de duim staat voor waar je trots op bent, de wijsvinger voor wat je doel is, de middelvinger voor waar je een hekel aan hebt, de ringvinger voor waar je trouw aan bent, en de pink voor waar je klein van wordt. Ik laat de studenten zelf kiezen welke vinger zij met de groep en mij delen. In sommige groepen hoor ik dan voornamelijk waar studenten een hekel aan hebben, maar in deze groep ontstaat een kwetsbare sfeer, waarin studenten persoonlijke zaken van zichzelf delen. Als laatste is een meisje aan de beurt, dat tot dan toe niets heeft gezegd. Ze oogt bedeesd, en als de aandacht op haar komt te liggen, zie ik haar blozen terwijl in haar halsgebied rode vlekken opkomen. Haar medestudenten zien dat ook, en als vanzelf valt er een stilte die bijna bemoedigend aanvoelt. Het meisje kijkt niemand aan als zij zegt: “Ik word klein van mijn eigen verlegenheid.”

Vier waardevolle momenten waarop ik met vochtige ogen in de klas of spreekkamer zit. Studenten mogen dit zien bij me. Omdat ik vind dat je je nooit zou hoeven verontschuldigen voor ontroering.

© Els Coolen


  1. Net als op de meeste opleidingen heeft iedere student bij Fontys Hogeschool Mens en Gezondheid, een studieloopbaanbegeleider. Daarnaast kunnen studenten met studieproblemen, op welk gebied dan ook, terecht bij een van de studentconsulenten. We bekijken samen met de student of we hem of haar direct kunnen helpen, of dat er extra begeleiding nodig is en indien nodig verwijzen we de student door naar externe hulpverlening.
FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Els Coolen

Studentconsulent | docent bij FHMG, opleiding tot verpleegkundige