Al sinds mijn middelbare school voel ik verzet tegen ons huidige onderwijssysteem. Als 11-jarige puber ging ik nog met enthousiasme naar de middelbare school. Ik dacht aan de nieuwe vakken, op de open dag mochten we allerlei leuke proeven doen bij scheikunde en ik was ook wel een beetje klaar met de basisschool (deze geschiedenis zal ik jullie nu besparen). Dit enthousiasme duurde echter niet lang. Als snel merkte ik dat ook hier de lesstof veelal centraal stond en werd ik als jong mens nauwelijks geraakt en gezien door het onderwijs. De kinderen die zich konden conformeren aan systeem maakte het veelal goed, maar de wat onaangepastere types hadden het moeilijker. Na twee jaar middelbare school zat ik meer op de gang dan in het lokaal en het blowen in de pauze maakte dat ik (enigszins verdoofd) de dagen zonder al te veel kleerscheuren doorkwam. Naarmate mijn middelbare schooltijd vorderde realiseerde ik me dat ik met dit verzet vooral mijzelf had, dus in het examenjaar ben ik gaan knallen en heb ik mijn diploma kunnen halen. Vaak heb ik me afgevraagd waar mijn weerstand vandaan kwam en uiteindelijk heeft het mij ook doen besluiten om het onderwijs in te gaan met de naïeve gedachte dat dat toch anders moet kunnen.

Waar zit de weerstand? 
Op de pabo in Eindhoven voelde ik me beter op mijn plek. Ik had een doel en leren werd betekenisvol. Er waren docenten die mij echt zagen en een volwassen gesprek met me aangingen. Ik heb daar  veel geleerd (al was dit vaak ook buiten de lessen en moduleboeken om), mezelf ontdekt en mijn leercurve schoot omhoog. Zelfs rekenen/wiskunde, waar ik altijd al slecht in was, werd ineens betekenisvol en toen bleek ik het wel te kunnen.
Maar wat is die weerstand nou, en waarom lukte het op de pabo wel? Daarvoor ga ik terug naar hoe ons onderwijssysteem werkt. Wij als samenleving, beleidsmakers, e.a., hebben vastgesteld wat voor kinderen in het po en vo belangrijk is om te leren. Dit hebben we vertaald of omgevormd in eindtermen, tussendoelen, leerlijnen en programma’s die alle kinderen in principe moeten doorlopen. We hebben we leeftijden gekoppeld aan hoe kinderen zich gemiddeld genomen ontwikkelen en deze norm hebben we als uitgangspunt genomen voor ons programma. Ik denk dat het idee hierachter niet verkeerd bedoeld is, maar het effect is in mijn ogen voor veel kinderen desastreus. Want leren werkt niet programmatisch. Het gaat om betekenis, verbinding, motivatie en zin in leren. Dan leer je op je best en is leren een heel prettige staat van zijn, waarin je je dingen eigen maakt en ergens echt voor gaat. Dat gaat, in ieder geval bij mij, niet als het onderwijs alleen maar hapklare brokken voorzet. Ik trek hier graag de parallel met hondenvoer. Een blik met bewerkte ingrediënten, verpakt in makkelijk kauwbare blokjes, efficiënt geproduceerd met restproducten, logistiek optimaal verpakt en smaakvol genoeg voor een hongerige, niet al te kritische hond.

Leren netjes schrijven
Ik was als kind supernieuwsgierig, zat altijd in de natuur, had een brede interesse en wilde graag leren. Al na een paar jaar op de basisschool merkte ik echter dat de manier van leren daar mij geen goed deed, wat uiteindelijk tot weerstand en ontkoppeling leidde. Dit begon al bij het leren schrijven. Ik ben links en heb van nature een niet al te netjes handschrift. Toch moest ik steeds weer oefenen in die niet al te inspirerende boekjes, met een vulpen die enorm vlekt als je links bent. Een worsteling was het en niemand kon mij uitleggen waarom dit op deze manier moest. Zo’n programma waarmee kinderen leren schrijven, is vast wetenschappelijk goed onderbouwd vanuit vakliteratuur en didactiek en misschien wel heel efficiënt op papier. De kinderen in mijn klas die wel mooi konden schrijven vonden het dan ook minder erg. Hun schriftjes zagen er supernetjes uit, ze kregen altijd mooie krullen van de juf of meester, dus de schrijfles deed hen geen kwaad en ze leerde er vast nog beter door schrijven. Bij mij had het een averechts effect. Ik voelde weerstand, vond schrijven stom en zinloos. En als ik hier vanuit het hier en nu naar kijk heb ik dit gevoel nog steeds. Ik schrijf bijna nooit meer en als ik het handschrift van mijn huisarts bekijk realiseer ik me ook meteen dat je ook zonder een mooi handschrift een waardevolle bijdrage aan de samenleving kunt leveren. De schrijfmethode is een mooi voorbeeld van paar blikken hapklare brokken, die er bij mij niet ingingen. Ik weet echter zeker dat ook ik te motiveren was voor beter leren schrijven. Via een andere ingang, met betekenis (waarom is het belangrijk om een leesbaar handschrift te hebben?) en op een manier die past bij wat je kan en hoe jij graag leert. Dan begin je bij de pure ingrediënten van wat schrijven is, waarom we het doen, wat het ons oplevert, wat we ermee kunnen.

Echt, pure ingrediënten
Dat is dan waar we, denk ik, naartoe moeten. Mijn man is kok geweest en heeft bij mooie restaurants gewerkt. Waar ze met de mooiste, meest pure ingrediënten, mensen een belevenis bieden. Een smaaksensatie met zorg en aandacht gemaakt en gepresenteerd. Ook in het onderwijs zouden we moeten toewerken naar werken met pure ingrediënten. Kinderen meenemen of gidsen in alles wat de wereld en het leven te bieden heeft en hier samen ‘chocola’ van maken. Waar je bij een sterrenrestaurant daar nog veel moeite voor moet doen en er vaak een stevig prijskaartje aan hangt, is dit in het onderwijs anders. De pure ingrediënten liggen binnen handbereik, om ons heen, want het leven zelf is een grote bron van leren. De complexiteit, de verwondering, onze cultuur, geschiedenis, actualiteit en toekomstmogelijkheden. De dagelijkse interactie met anderen, verschillende achtergronden van kinderen, maar zeker ook de frictie, de conflicten, de vraagstukken. Allemaal pure ingrediënten om in interactie met anderen meer grip te krijgen op wie je bent, wat je wil en kan en hoe je je verhoudt tot anderen en de wereld waarin je leeft.
Ferre Laevers, grondlegger van het Ervaringsgericht Onderwijs, noemde dit de emancipatie van het kind/ de lerende, Gert Biesta noemt het subjectificatie en en Jan Bransen omschrijft dit in zijn boek Gevormd en vervormd (2019) als het dramaturgisch model. Dit bereik je niet met hapklare, voorgevormde brokken. Hiervoor moet het programma (als afgeleide van eindtermen, tussendoelen en leerlijnen) sterk naar de achtergrond en de lerenden en hun fysieke en sociale situaties naar de voorgrond. Daar vertrekt het leren en niet andersom.

Naar een nieuw systeem
Critici zullen vast zeggen, leren hoeft niet leuk te zijn, kinderen weten niet wat goed voor ze is, dat weten ‘volwassenen’ beter, maar daar ben ik echt helemaal klaar mee. Je doet met dit gedachtengoed meer kwaad dan goed. Kijk maar eens naar de motivatie van jongeren om te leren op de middelbare school. Daar ligt veel verlies. Ze weten vaak niet eens meer dat leren ook leuk kan zijn. Leren is verworden tot je door een ander bepaald programma heen worstelen. Als het je goed afgaat en je voldoende bereid bent je aan te passen lukt het misschien wel, maar het legt niet de basis voor zelfvertrouwen, zin in leren, kritisch zijn en jezelf de ruimte gunnen om iets niet te weten en je daar in te verdiepen op een manier die bij jou past.
Het huidige onderwijsmodel (programmagericht, leerkrachtgestuurd en in leerstofjaarklassen) lijkt op papier misschien een goed doordacht, economisch en efficiënt model. En als kinderen en hun situaties maakbaar zouden zijn zou dit misschien in theorie kunnen werken. Maar dit zijn kinderen niet, en iedereen die in het onderwijs werkt en/of zelf kinderen heeft weet dit! Echt mensen, de grenzen zijn bereikt en we moeten dit systeem herzien. We doen veel kinderen en hun leerkrachten echt onrecht aan door ze steeds maar weer die blikken hondenvoer voor te schotelen. Wij, de mens, verdient beter, de mogelijkheden zijn er in ons land, het is op de lange termijn veel effectiever en onderwijs kan veel goedkoper.

Niet goed genoeg
Dit laatste wil ik bekrachtigen met een laatste voorbeeld. Mijn dochter zit op de plaatselijke dorpsschool in onze straat, nu in groep 6, met allemaal kinderen uit de buurt in een klas die samen opgroeien en de wereld om zich heen verkennen. Er zat een jongen in haar klas, een supervrolijk, sociaal en enthousiast kind. Echter na een paar jaar bleek dat hij niet zo goed ‘meekon met het programma’. Hij lag ‘achter op de stof’ en was een zogenaamde ‘zwakke leerling (vaak gebruikte benaming waar ik echt weerstand tegen heb) en dat wist hij zelf ook. Aangepaste programma’s, extra instructie, met de andere juf mee voor extra oefening. Zijn moeder vertelde dat dit veel met hem deed. Hij werd onzeker, ging niet meer graag naar school, begon opstandig te worden in de klas. Hij veranderde door de situatie en de eisen die door het programma aan hem werden gesteld. De leerkrachten gaven signalen dat de school niet zoveel voor hem kon doen, hun mogelijkheden tot een programma op maat waren beperkt en het speciaal onderwijs kwam ter sprake. Vanuit emotie en het welbevinden van haar zoon gingen ouders hierin mee. Want daar zou hij niet opvallen in zijn ‘achterstand in de stof’ wat beter zou zijn voor zijn zelfvertrouwen. Nu zit hij op een andere school, een dorp verderop, waar hij het op zich goed maakt. Maar waarom is dit nodig. Waarom is de plaatselijke dorp- of stadsschool niet een plek om te leren voor ieder kind. Omdat het programma de overhand voert en je daarin mee moet. Lukt dat niet dan kun je niet blijven, dan ben je voor een gewone school niet goed genoeg, word je afgezonderd van je dorpsgenootjes en moet je elke dag met een busje naar een andere wijk of dorp. Ik vind dit bijna misdadig. Waarmee ik niets af wil doen aan het werk van de leerkrachten in het speciaal onderwijs die met veel passie deze kinderen onderwijs. Het is het systeem dat dit in stand houdt. Vervolgens moeten we investeren in passend onderwijs om al die kinderen toch in de school te houden en zetten we in op extra handen en ondersteuning om deze leerlingen toch door het programma te krijgen. Dat is echt de omgekeerde wereld en een fout in het systeem. Begin nu eens bij de kinderen in  jouw klas, zet alle ‘zogenaamde leerstof’ in de kast en online beschikbaar voor iedereen die het nodig heeft, op een moment dat het betekenisvol en zinvol is. Daag kinderen uit om goed om zich heen te kijken naar de wereld om hen heen en ga samen leren. Vanuit spontaniteit, verwondering, vragen, dilemma’s, vaardigheden die je wil leren omdat je weet dat ze belangrijk en nodig zijn. En heb vooral vertrouwen in elk kind, ongeacht zijn achtergrond, capaciteiten, situatie en gedrag. Als we kinderen echt zien en naar ze luisteren, nieuwsgierige en leergierige leerkrachten hebben die bereid zijn kinderen met hun kennis en ervaring te gidsen door de complexiteit van de wereld om hen heen en vooral samen dit avontuur keer op keer aan willen gaan, dan wordt onderwijs als een sterrenrestaurant, niet gemakkelijk, maar wel heel erg aangenaam. Als we dan in een echte crisis komen en de mondiale situatie verandert, kunnen we altijd nog overstappen op hondenvoer.

Ik hoop dat we in 2021, samen met alle anderen die dit gedachtengoed ondersteunen (en die zijn er veel en steeds meer) stappen kunnen zetten in het zichtbaar maken van de schaduwzijde van ons huidige systeem waar veel menselijk potentieel verloren gaat. En dan samen met kinderen, professionals, beleidsmakers en de politiek kunnen bouwen aan een nieuw, duurzaam en passend systeem voor onderwijs en leren. Ideeën over hoe dit kan en moet zijn er genoeg, het is nu tijd om het ook echt te gaan doen en ieder kind hier toegang toe te geven.

P.S. natuurlijk is het bovenstaande verhaal heel persoonlijk, intuïtief en bewust vanuit mijn beleving beschreven. Ik sta open voor andere perspectieven dus reageer gerust vanuit jouw perceptie en beleving. Dat helpt mij alleen maar om mijn beelden te nuanceren en overdenken.

FavoriteLoadingVind ik leuk

Over Annemarie van de Broek

Al vanaf het moment dat ik in 2000 aan de pabo begon is onderwijsinnovatie mijn thema. Niet innoveren om te innoveren, maar innoveren omdat het heel hard nodig is. Ons onderwijssysteem is, naar mijn inzicht, echt niet meer van deze tijd en alle activiteiten die ik onderneem hebben hier mee te maken. Ik ben voor authentiek, levensecht leren in de directe context van onze maatschappij. Niet van het voeren van hapklare brokjes en vervolgens controleren/ toetsen of je ze goed verwekt hebt. Dit staat ver af van wat echt diepgaand leren is. Mijn missie: het eigenaarschap voor leren terug waar het hoort; bij de lerende zelf!